
Bente Jonker vertelt aan de hand van een sprookjesachtig verhaal een waargebeurd verhaal over haar dochter die doof werd geboren, maar die door middel van een cochleair implantaat kan horen.
Jet, een klein meisje, krijgt op een dag een zusje. Heel spannend als haar mama samen met haar papa naar het ziekenhuis gaat. Gelukkig past oma op. Oma bakt samen met Jet koekjes en versieren het huis, maar nog is de baby niet geboren. Het duurt zo lang. Maar dan komt er een telefoontje. Jet heeft een zusje gekregen en ze heet Keet. “Oma lacht. Jet lacht ook. Ze zijn blij. Oma is trots dat de baby naar haar is vernoemd.”
Als papa en mama thuiskomen met Keet, is Jet voorzichtig en fluistert: ’Ik ben Jet. Zullen we later spelen?” Mama zegt dat Jet wel gewoon mag praten want in de buik sliep Keet ook door geluiden heen. Er komen veel mensen naar Keet kijken. Keet krijgt veel cadeaus. Jet vindt het speeldoosje met een ronddraaiend elfje mooi. En ze laat het aan haar zusje zien.
Op een morgen wordt er een gehoortest afgenomen. Keet reageert niet. ”Papa pakt mama’s hand stevig vast. Het blijft stil. Doodstil. Niemand zegt wat. Niemand ademt. ”Als de zuster weg is zegt Jet: “Mij maakt die gehoortest niets uit.” Maar mama vindt het erg dat Jet niet weet wat ze zegt. Als alle pogingen daarna ook niet lukken, neemt de spanning toe.
Gelukkig gaat Jet met oma naar de speeltuin, eindelijk weer iets leuks. Tussendoor vraagt Jet aan oma wat een “Au-die-lie-oog“ is. Oma hoopt dat de audioloog -die zich bezighoudt met oren en met praten- constateert dat Keet niet doof is. Maar Jet weet het al: ”Keet is doof”, ze wil dat oma haar heel hard op de schommel gaat duwen. Jet zegt;” Ik wil voorbij de wolken, vliegen naar de zon!” Met een prachtige illustratie zie je Jet op een schommel vast gehouden door vogels vliegend naar de zon.
Jet vindt dat ze wél met Keet kan praten. Maar dat is een zussengeheim.
’s Nachts, als haar moeder Keet de borst geeft, hoort Jet haar dromerig fluisteren over dat het haar zo spijt dat Keet haar niet kan horen, ook de vogels niet. Jet Balt haar vuisten en gaat heel erg huilen, wat is ze boos en verdrietig tegelijk.
Jet speelt graag met haar kleine zusje en geniet samen met Keet van de vogels in de tuin. Want Keet kan de vogels niet horen maar wel zien.
Er komt een dame die vertelt aan haar papa en mama alles over doof zijn en over gebarentaal. Als de gehoortoestellen ook niet helpen wordt er nagedacht over een cochleair implantaat, een soort “wonder oren”, waarmee je toch kunt horen. Er volgt nog een hele weg van operatie, oorontstekingen en nog niet kunnen horen. Ook Jet leert gebarentaal. Het verhaal eindigt met het eerste woordje wat Keet spreekt:” Mama!” Dat is gelukkig, zoals in alle sprookjesboeken betaamd, toch een happy end.
Het verhaal met de illustraties maken er een dromerig prentenboekje van, met een zware problematiek die eerlijk is beschreven en is uitgelegd tot een geslaagde missie. Het verhaal is geschikt om voor te lezen vanaf ongeveer 5 jaar.