Zeven verjaardagen per jaar in ons gezin. Daar was geen ontkomen aan. Het waren geen feestjes waar ik naar uitkeek. Hoe goed ook voorbereid, hoe overzichtelijk mogelijk ook gemaakt, meestal was het een drama.
Een dagje vrij vragen aan Karel* als één van zijn kinderen jarig was? Beter van niet. Gewoon naar z’n werk gaan kortte het hectische gehalte van zo’n dag fors in. Daar kwam nog bij dat Karel vanuit huis gewend was aan sobere verjaardagvieringen, in tegenstelling tot mij, waar de verjaardagen juist uitbundig werden gevierd. Ik zorgde voor een compromis, maar Karel vond het nog steeds allemaal over de top. Eén van de verjaardagen vergeet ik nooit meer.
Half 6. Daar komt Karel aan. Op de terugweg naar huis heeft hij zijn moeder opgehaald. Haar argusogen gaan mijn kamer door. Is de krantenbak voldoende geleegd, hebben de planten genoeg water, ligt er geen stof op de vensterbank? Hoezeer ik ook mijn best doe en overtuigd ben van mijn nette huishouden, altijd vindt ze wel iets waarover ze kan zeuren. Spanning in tweevoud dus, vlak voor het eten.
De maaltijd verloopt aardig en gezellig, mede dankzij míjn ouders. Na het eten is het een hectisch moment. Alles moet worden opgeruimd en klaargezet voor de visite ’s avonds. Karel heb ik daarbij hard nodig. Maar om zeven uur is er een nieuwsuitzending die hij beslist niet kan missen. Midden in de kamer die wordt omgebouwd, gaat Karel voor de beeldbuis zitten. Aangemoedigd door zijn moeder – “Gun die jongen ook eens wat” – schiet het me in het verkeerde keelgat. Ik vraag hem mee te helpen en het nieuws voor één keertje over te slaan. Dat resulteert in de vlam in de pan, met als gevolg dat alles op scherp komt te staan. Ik mag kiezen: óf Karel kijkt tv, óf hij gaat weg. Ik kies voor het laatste, in de hoop dat hij tot het inzicht komt dat wat hij doet echt niet kan. Over een halfuur komen de eerste gasten en ik ren me rot. Woest gooit hij zijn stoel tegen de grond, pakt zijn jas en verlaat het huis. Een harde klap van de achterdeur volgt en gierende banden zijn te horen op het pad. Zelfs mijn schoonmoeder is geschrokken. Dat zegt genoeg.
Zwijgend zetten we koffie en snijden we de taart aan. De eerste gasten komen binnen. Heel verbaasd vragen ze waar Karel is. Ik besluit de vuile was binnen te houden en vertel dat hij nog even bij een klant moet afrekenen. De vraag en het daarbij behorende antwoord herhaalt zich als er meer mensen binnen komen druppelen. Ondertussen is het half negen en Karel is in geen velden of wegen te bekennen. Mijn blikken naar het raam zijn vast opgevallen, want even later vallen alle gesprekken stil. Dat Karel er niet is, is raar. Dat hij even is blijven kletsen bij een klant, dat zijn ze gewend. Maar zo laat? Dat kan echt niet. Ik besluit openheid van zaken te geven en al huilend vertel ik wat er is gebeurd. Mijn schoonmoeder kijkt me niet aan en ik hoop dat zij zich schuldig voelt aan dit incident.
De lucht is echter geklaard en iedereen pakt de draad weer op. Dan maar zonder Karel vanavond. Ondanks alles wordt het toch een gezellig samenzijn. Karels broer blijft zitten als iedereen rond elven vertrekt. “Ik ga pas weg als ik mijn broer heb aangepakt”, is zijn reactie. “Is hij nu helemaal gek geworden.” We zien Karels auto een aantal keren langs het huis rijden, maar het zien van de auto van zijn broer, lijkt Karel te doen besluiten nog niet thuis te komen.
Zwagerlief vertrekt en dan komt ook Karel thuis. Hij spreekt geen woord en gaat naar bed, mij met de rommel achterlatend. Nu is het mijn beurt. Ik besluit net zoveel nachten op het logeerbed te slapen en net zoveel dagen te zwijgen, totdat Karel erop terugkomt en zegt dat hij fout zit. Hiervoor zijn drie dagen nodig. Dan komt hij over de brug en betuigt hij spijt. Het voelt goed, maar de kater blijft nog even hangen.
Ik ben Marloes, 59 jaar en getrouwd met Karel*. Samen hebben we vijf volwassen kinderen die de deur uit zijn. Ruim tien jaar geleden kreeg Karel de diagnose autisme.
*Karel en Marloes heten in werkelijkheid anders
Reageer: