
In ons huis klinkt muziek, op allerlei manieren. Ik luister naar een cd. Vanaf de bovenverdieping hoor ik vaag de klanken van gitaar en altviool, de instrumenten van onze twee dochters die oefenen voor hun muzieklessen. En Laurens speelt op het keyboard. Laurens is ons jongste kind. Hij is 13 jaar en heeft het Downsyndroom.
Zijn keyboard is favoriet, maar eigenlijk geldt dat ook wel voor zijn cd-speler. Vaak vinden we hem op de grond, met zijn cd-speler op schoot. Én maar tikken op de herhaalknop, om steeds dat ene nummer te kunnen horen. Tot in het oneindige. Totdat een huisgenoot roept: “Doe niet zo irritant!” Dan is de maat vol.
Het zijn niet alleen instrumenten of zang die hem boeien. Ook de afwasmachine is één van de dingen waar hij maar geen genoeg van kan krijgen. Als ik de klep van de afwasmachine opendoe, zet hij zelfs zijn keyboard ervoor uit en komt erbij staan. Passief luistert en kijkt hij naar alles wat er gebeurt. Eén en al aandacht. En sinds een tijdje doet hij actief mee. In-en uitruimen, alles opstapelen, systematisch de besteklade weer vullen… Ik moet natuurlijk wel een oogje in het zeil houden, maar hij doet het perfect!
Terwijl ik hem daarbij gadesla, weet ik opeens wat er zo interessant is aan een vaatwasser; het zijn die tientallen verschillende klanken die hij produceert. Door Laurens ben ik ze gaan horen; het bezig zijn met de vaatwasser zorgt verrassend genoeg voor een scala van klanken.
En dan begrijp ik ook waarom het kippen voeren op de zorgboerderij en het logeeradres hem zo boeit. De tonen die hij hoort bij het pikken van de zaadjes, vormen een soort ritme. Door de eenvoud van Laurens’ belevingswereld gaat er ook voor mij een nieuwe wereld open. Een wereld waar ik nog nooit bij heb stil gestaan en waaraan ik zonder een kind met een handicap waarschijnlijk ook nooit aandacht zou hebben geschonken. Het is een wereld van klanken en muziek, vol van kleurrijke tonen. Vol simpele vreugde.
Klanken. Ritme. Muziek. Het kan je leven verrijken. Soms wordt het ingezet als therapie. Om daarna rustiger en geconcentreerder weer verder te gaan. Lukt het lopen niet zo? Ik verzin ter plekke een liedje, ik zie dat Laurens zijn rug recht en op het ritme van het nieuwe liedje vrolijk naast mij verder stapt.
Ik denk terug aan een concert dat we een aantal jaar geleden met ons gezin bijwoonden. Bij de toegift van de organist zagen we kans om nog even dichtbij het orgel te staan. We genoten van de warme, diepe tonen. Laurens stráálde en maakte danspasjes terwijl hij meebewoog op de muziek. Ik keek voorzichtig in het rond, hoe reageerde men hierop? Toen zag ik een man die geboeid naar Laurens keek en zichtbaar ontroerd was. Nadat het orgel zweeg, kwam hij naar me toe. Terwijl de tranen over zijn wangen liepen, zei hij: “Dit kind prijst God, hij oefent voor straks, hierboven voor Gods troon.” Hij wees naar boven. “Hij oefent voor de hemel, dat geloof ik vast!”
Stil en verwonderd, maar ook vol, verliet ik even later het concertgebouw.
Terwijl ik dit schrijf klinkt het keyboard. Laurens kijkt achterom en zet het wat harder; Mama schrijft, dus die ziet het toch niet 😉 Het klinkt lang niet zuiver. Eh, dat is míjn conclusie. Maar… wie bepaalt dat eigenlijk?
Jeanet schrijft over de ups en downs in haar gezin en in haar leven. Ze is getrouwd en is moeder van drie kinderen, van wie de jongste het Downsyndroom heeft
Reageer: