Oud zeer
Het was erop of eronder, tien jaar geleden. De spanning die het toen nog vermoedelijke autisme van Karel* teweegbracht in ons gezin, was onhoudbaar. Ik hield het niet meer vol. Met vijf opgroeiende kinderen en de driftaanvallen die er regelmatig waren, ging het niet langer. Ik stelde Karel voor het blok: of een diagnose laten stellen en daarmee hulp aanvragen, of het einde van ons huwelijk. Hij koos eieren voor zijn geld.
Na de diagnosestelling volgde huwelijkstherapie. Eerst samen, vervolgens in een groep. Doodeng vond ik dat laatste, maar het pakte heel goed uit. Drie trainers voor zes echtparen – het zevende stel blies al snel de aftocht aangezien ze constant ruzie maakten. Elke sessie bestond uit een filmpje, uitleg van de therapie en een opdracht. Voor elk echtpaar was er een aparte ruimte beschikbaar, zodat ze ongestoord aan de opdracht konden werken. De trainers wisselden elkaar af in de kleine groepjes.
Die ene dag was het onderwerp ”Oud zeer” aan de beurt. De bedoeling was om zaken die al lang(er) geleden waren gebeurd opnieuw te bespreken. Tijdens de uitleg gingen mijn gedachten terug naar al die momenten die erg pijnlijk waren geweest, waaraan verdrietige herinneringen vastzaten, waarin eenzaamheid en onvermogen ervoor zorgden dat ik me niet begrepen voelde.
Elk stel mocht volgens de handleiding één voorval bespreken. Ik kon niet kiezen. Onderweg naar ons kamertje besloot ik de meest recente te gebruiken, in de hoop dat Karel die nog op zijn netvlies had staan.
We gingen tegenover elkaar zitten. Stralend keek hij me aan. “Nou”, zei hij met een lachend gezicht, “hier zijn we snel mee klaar.” Ik fronste mijn wenkbrauwen en stamelde: “Wat bedoel je?” “Nou dat hebben wij toch niet?” Uit het veld geslagen enerzijds en vastberaden anderzijds was mijn reactie: “Ik kan bijna niet kiezen.” Het werd stil in dat kleine kamertje.
Op dat moment kwam de trainer binnen en hoorde dit aan. Karel kon werkelijk niets bedenken en dus kwam ik aan de beurt. Het hele verhaal kwam eruit en Karel mocht niet reageren. Het ging over de bevalling van ons laatste kind. Daarbij werd ik de avond ervoor opgenomen vanwege vruchtwaterverlies.
Toen ik die ochtend mijn vermoeden uitsprak dat dit weleens kon gebeuren, wimpelde Karel dat af met de woorden: “Dat zal toch zo’n vaart niet lopen?” en: “Ik heb een afspraak staan voor mijn werk.”
In de namiddag belde ik het ziekenhuis en ik moest gelijk komen. Al zuchtend ging Karel mee en zat hij aan mijn bed tot het tijd was om te gaan. Hij was het ziekenhuis nog niet uit of de weeën begonnen. Zes uur later belde ik hem wakker (onder grote dwang van de verpleging) met het verzoek te komen. Met een slaperige stem zei hij: “Nu? Ik lig net lekker te slapen.”
Maar hij kwam en… de weeën stopten. Nog eens zes uur later hield ik onze zoon in m’n armen. Dat maakte veel goed, maar het oude zeer bleef.
Onder begeleiding van de trainer gaf Karel aan dat dit toch echt niet goed van hem was geweest. Daar moest ik het mee doen. Het was niet veel, maar wel oprecht. En dat deed me goed, na al die jaren!
Ik ben Marloes, 59 jaar en getrouwd met Karel*. Samen hebben we vijf volwassen kinderen die de deur uit zijn. Ruim tien jaar geleden kreeg Karel de diagnose autisme.
*Karel en Marloes heten in werkelijkheid anders
Reageer: